In deze tijden grijpt het besparingsspook wild om zich heen. Grote en kleine kostenposten worden onder de loep genomen en zoveel mogelijk uitgebeend. Het wagenpark komt ook aan bod, maar men komt meestal niet verder dan het oprekken van de leasecontracten en wat extra korting bij de dealer. Jammer, want het wagenpark is vaak één van de grootste kostenposten binnen een organisatie, na personeelskosten en huisvesting.
De grote vraag is hoe je structureel kunt bezuinigen op het wagenpark, zonder het halve personeelsbestand z’n auto af te pakken. Of zonder iedereen in een Fiat 500 te zetten. Veel werkgevers zijn (terecht) zeer terughoudend met draconische maatregelen. Ze richten op lange termijn veel meer schade aan dan dat ze op korte termijn opleveren. Toch blijft de generieke wens bestaan om de autokosten structureel te verlagen. In de praktijk zien we dat veel organisaties zich concentreren op de inkoop. De leasemaatschappij wordt onder druk gezet om het leasetarief te verlagen, een paar centen korting op de brandstof en auto’s worden centraal ingekocht tegen een lagere prijs. En daarmee denkt men de autokosten maximaal te hebben gereduceerd. Een misvatting die we vaak tegenkomen in onze adviespraktijk.